Recirculatie in grondteelt zorgt niet voor groeiremming

Recirculatie in de grondteelt hoeft niet te leiden tot groeiremming. Dat blijkt uit een onderzoek bij 10 telers. Technische aanpassingen zijn bij grondtelers vaak wel vereist. Zo moet de bypass-doseerunit worden vervangen voor een substraatunit met mengbak voor een optimale dosering van meststoffen. Daarnaast moet de bemonsteringsfrequentie omhoog om variaties in het wortelmilieu te signaleren, en kan de watergift waarschijnlijk geoptimaliseerd worden door meer water te gaan geven naar behoefte via sensoren en bijvoorbeeld de virtuele lysimeter.

Diverse grondtelers staan nog aarzelend tegenover het hergebruik van drainagewater omdat groeiremming is geconstateerd bij recirculatie. In substraatteelten is er al veel ervaring met recirculatie, maar in de grondteelt is er pas de laatste jaren meer ervaring met hergebruik van drainagewater. De ervaringen zijn wisselend. In het project ‘Kringloopbestendig telen in grond en op zandbedden’ is gezocht naar handvatten voor grondtelers om de omschakeling te maken naar 'circulair', door het drainagewater op te vangen, schoon te maken en her te gebruiken. Welke knelpunten treden op en welke technische of praktische oplossingen kunnen worden aangereikt om de recirculatie van drainagewater te verbeteren?

Inventarisatie recirculatie
In het eerste gedeelte van het project zijn 10 bedrijven gevolgd; chrysant, lelie, nerine en freesia. Met betreffende telers is gesproken over de ervaringen en zijn water- en grondmonsters genomen. Tevens is de technische uitrusting geïnventariseerd. Bij twee van de deelnemende chrysantenbedrijven zijn tevens de historische metingen van de afgelopen 4 jaar geanalyseerd.

Uit de bedrijfsinventarisatie bleek dat telers veel gebruik maken van een bypass-doseerunit waarbij verschillende waterbronnen op basis van EC worden gemengd. Regenwater kan worden gemengd met drainagewater, maar ook met slootwater of grondwater na behandeling met omgekeerde osmose. Veelvuldig kwam het gebruik van slootwater naar voren waarin een wisselende EC optrad. Dat kan betekenen dat een wisselend deel van de EC natrium is en geen nutriënten. De bemonstering van grond, gift en drain was meestal beperkt tot het wettelijk minimum, 4x per jaar. Hier konden geen extreme waarden of ontwikkelingen worden gezien.

Plant response testen, metingen van gewasbeschermingsmiddelen en zware metalen gaven geen aanleiding te veronderstellen dat er een wortelexudaat of een andere stof aanwezig was die tot groeiremming bij recirculatie kon leiden. Bij freesia bleek in het plantmateriaal vaak fusarium en/of virus aanwezig te zijn. Dit zou een verstorende factor kunnen zijn bij hergebruik van drainagewater.

Vergelijkingsproef recirculatie versus geen recirculatie
In het tweede gedeelte van het onderzoek is op twee bedrijven een vergelijkingsproef aangelegd. Dit betrof een chrysantenteelt en een lelieteelt. Op beide bedrijven werd in een deel van de kas gerecirculeerd en in een deel van de kas werd niet gerecirculeerd.  In de lelieteelt is hierbij waterbehandeling (filtratie en ozonisatie) toegepast op het recirculerende water, in de chrysantenteelt is drainwater hergebruikt zonder aanvullende waterbehandeling. In de proef zijn drie teeltrondes nauwlettend gevolgd. Bij beide teelten zijn nutriënten, zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen en plant response testen uitgevoerd op zowel het recirculerend als ook bij het niet – recirculerende gedeelte. Ook is de groei van het gewas beoordeeld. Er traden geen verschillen op tussen beide behandelingen. Er zijn geen stoffen bij recirculatie ontstaan die zorgen voor groeiremming.

Uit het onderzoek zijn geen stoffen naar voren gekomen die bij recirculatie ontstaan en tot groeiremming kunnen leiden. Groeiremming zou wel kunnen ontstaan door het hergebruiken van drainagewater, zonder een aanpassing te doen in toegepaste techniek van watergift en bemesting. Het uitgangswater (vaak ook slootwater) en het drainagewater heeft vaak een sterk wisselende EC. Bij de gift wordt dezelfde EC aangehouden, maar daar kan dan de nutrientensamenstelling behoorlijk wisselen. Doordat er beperkt wordt bemonsterd, kan het zijn dat dit niet wordt opgemerkt, maar dat dit wel problemen geeft in de teelt. Daarnaast geldt voor de freesia dat het voorkomen van ziekten in het plantmateriaal een risico vormen voor recirculatie.

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door Stichting Kennis in je Kas.

Meer nieuws