Meer inzicht in waterkwaliteit biedt meer sturingsmogelijkheden

Mario Bentvelsen

Tijdens de Waterdag op 22 juni 2023 in het World Horti Center in Naaldwijk werden de workshops na het plenaire gedeelte goed bezocht. De acht praatsessies over watergerelateerde onderwerpen lieten ook ruimte voor discussie, waarvan gretig gebruik werd gemaakt. We lichten er drie workshops voor u uit: telen met minder stikstof, telen met meer natrium en sensoren voor meer inzicht in de waterkwaliteit.

Jeroen Sanders van Vertify lichtte het meerjarenproject toe dat onderzoekt wat de invloed is voedingselementen op de ontwikkeling van ziekten en plagen. In het project werken Glastuinbouw Nederland en de WUR samen met Vertify en Groen Agro Control, dat in 2021 is gestart met een kennisinventarisatie. “In de afgelopen twee jaar zijn door de WUR relatief kleine proof of principles uitgevoerd om te kijken of de aannames uit de literatuur ook voor de tuinbouw opgaan. In het afgelopen jaar zijn wij in onze kas met wat grotere proeven gestart, samen met kwekers. Uit ons onderzoek onder kwekers en teeltadviseurs kwam naar voren dat de teeltkennis op dat gebied relatief beperkt is en het nog niet de aandacht heeft van telers en adviseurs. Veel van de meststoffenadviezen die nu worden gebruikt hebben hun oorsprong bij het toenmalige proefstation in Naaldwijk.”

In de proeven zijn verschillende N-trappen en silicium-niveaus bestudeerd en het effect daarvan op de gevoeligheid voor botrytis, trips, bladluis, wittevlieg, echte meeldauw (paprika, komkommer en chrysant) en ook rupsen (gerbera). Tijdens de workshop werden enkele resultaten eruit gelicht. Tussen verschillende gewassen en plagen zitten grote verschillen, zo blijkt. Sanders: “Bij gerbera zagen we dat de ontwikkeling van trips bij lagere N-niveaus ook een stuk langzamer ging. Bij wittevlieg zag je dat effect helemaal niet. Bij bladluis daarentegen - het verschil is alleen niet significant - zag je dat die het bij hogere N-niveaus en meer eiwit in het blad meer naar zijn zin had. Productie-effecten bij paprika vielen bij lagere N-niveaus mee of waren er niet. Bij katoenluis zag je dat die zich bij lage N-niveaus - die we hebben gecompenseerd met sulfaat en chloor - minder makkelijk ontwikkelt. Dit geeft al wel aan dat je met voeding best wel dingen kan doen.”

Verder is ook goed gekeken naar de effecten van voeding op de productie en gewasontwikkeling. “Bij komkommer zag je bij N-niveaus van 20-14-20 mmol/l op de productie eigenlijk geen effect, maar wel op echte meeldauw. Bij meer N in de bladeren, wat is gecontroleerd met bladsap analyses, bleek de meeldauw zich sneller te ontwikkelen, maar bleef de productie gelijk. Voor ons een eye opener.”

Zijn advies: bespreek dit met je bemestingsadviseur en maak ook eens een bladsap analyse om te controleren of de nutriënten ook echt in je gewas zitten.

Lees hier meer over dit onderzoek.

Meer natrium toelaten moet je durven
WUR-onderzoekers Tommaso Barbagli en Wim Voogt gingen dieper in op het telen met meer natrium. Natrium-bronnen in de kas kunnen gietwater, meststoffen en ook het groeimedium zijn. Wat gietwater betreft hangt het er helemaal van af wat de bron daarvan is en ook waar het bedrijf is gevestigd. Barbagli: “Regenwater in het westen van het land bevat meestal natrium-concentraties tussen 0,2 en 0,5 mmol/l. In het oosten ligt dat meestal lager, tussen 0,1 en 0,2 mmol/l. Bronwater dichtbij zee bevat meestal veel natrium (>10 mmol/l); in het centrum en het oosten van het land is het meestal veel beter (0,3 tot 0,5 mmol/l). Bij omgekeerde osmose is de kwaliteit van het gietwater vaak erg hoog, rond 0,1 of lager. Als er problemen zijn met de membranen zal er echter meer natrium doorheen komen (tot 0,5 mmol/l). Wat meststoffen betreft: vrijwel alle gangbare meststoffen voor de tuinbouw zijn zeer laag in natrium. Met uitzondering van sommige ijzerchelaten, maar nog altijd minder dan 0,1 mmol/l. De meeste groeimedia bevatten nauwelijks natrium, met uitzondering van sommige organische substraten.

Natrium kan in een gesloten systeem een probleem worden als de input hoger wordt dan de output (opname door de plant). Dan krijg je accumulatie. “De opname van natrium hangt af van de concentratie in de wortelomgeving. Hoe hoger de concentratie in het drainwater, hoe hoger de opnameconcentratie door het gewas. Als je 10 mmol in je drain hebt is de opname bij komkommer ongeveer 1,5 mmol/l. Bij paprika is de opname dan veel lager, minder dan 0,5.”

Bij de WUR zijn proeven gedaan met hogere concentraties natrium in het drainwater in verschillende gewassen: paprika, tomaat, gerbera, roos, cymbidium en phalaenopsis. Kalium en natrium zijn antagonisten: als je weinig opname van kalium hebt kun je veel opname van natrium hebben. Voogt: “De hoeveelheid kalium die wij willen geven is minimaal voldoende voor de productie en kwaliteit van de plant, zodat we de opname van natrium kunnen maximaliseren. Als je de concentratie van natrium in het drainwater laat oplopen tot de maximaal toelaatbare concentratie kun je de opname van natrium door de plant vergroten en de input van natrium maximaliseren.”

Bij een gelijkblijvende EC bleek bij paprika en tomaat geen enkel nadelig effect van natrium op de productie tot 10 mmol/l. Het leidde ook niet tot meer neusrot. “Bij een oplopend natrium-gehalte moet je het kalium-niveau wel aanpassen. Gewassen verschillen sterk in natrium-opname. Roos neemt bijvoorbeeld extreem weinig natrium op, terwijl tomaat en opvallend genoeg ook phalaenopsis vrij veel natrium opnemen.”
De voorlopige conclusie luidt: je kunt meer natrium toelaten. Wat betekent dat je voor de onderzochte gewassen langer kunt recirculeren, en ook water met een hoger natrium-gehalte kunt accepteren. “Je moet het natrium-gehalte wel op durven laten lopen en tegelijk het kalium-gehalte goed in de gaten houden”, aldus Voogt.

Lees hier meer over dit onderzoek.

Waterkwaliteit in de kas monitoren
André van der Wurff van de Stichting Control in Food & Flowers meet op drie praktijkbedrijven (TomatoWorld, Levo en Van Geest/opkweek) met verschillende sensoren de waterkwaliteit. Die waterkwaliteit wordt met behulp van een mobiele meetopstelling gemeten waarin ongeveer acht sensoren zijn aangebracht, waaronder pH, EC, algen, troebelheid, redox (“vrij nieuw voor tuinbouw maar in zwembaden en ontsmetten oud”), wat interessant kan zijn in combinatie met zuurstof en pH. De gemeten waarden worden vervolgens met behulp van kunstmatige intelligentie continu gemonitord en geanalyseerd. Het eerste jaar van het project stond vooral in het teken van het ontwikkelen van een meetopstelling. Van der Wurff: “De sensoren zijn vaak nog experimenteel, soms nog niet al te gemakkelijk of gebruiksvriendelijk, maar ze kunnen het toch wat sneller dan wij dat kunnen. En daar hopen we wat van te kunnen leren. Het is dus een redelijk complex project, waarin we samenwerken met de praktijk. Wat we willen onderzoeken is: wat gebeurt er als je water de hele tijd rondpompt op drie locaties, hoe gaat het met die sensoren en helpt het de ondernemers. Wij kunnen het kaf van het koren scheiden en het kan zo zijn dat sensor 1 geschikt is voor phalaenopsis en sensor 2 voor tomaat of dat je sensor 2 en 3 kunt combineren als last hebt van bijvoorbeeld fusarium. We willen dit jaar kijken of we er wat van kunnen leren en in het laatste jaar toewerken naar een dashboard.”

Uit de vragenronde bleken nog maar weinig telers met sensoren te werken, maar de verwachtingen zijn er wel. Een van de aanwezigen: “We kijken nu niet alleen naar waterkwaliteit, maar ook: hoe reageert mijn plant er op als mijn water veranderd is. Dan kun je nog sneller zien of je in moet grijpen of juist niet.” Van der Wurff: “Ja, dat is ieder geval de hoop. Het is ook heel complex, maar wel de toekomst, denk ik. Als topsector tuinbouw in Nederland moet je daarin voorop willen lopen.”

Lees hier meer over dit onderzoek.

Meer nieuws