Hoe houden we toekomstige substraten veilig?

Er wordt druk gesleuteld aan de samenstelling van teeltsubstraten, waarin meer hernieuwbare grondstoffen met een lage milieu-footprint worden toegepast. Naast bekende, al toegepaste materialen worden tal van andere grondstoffen beproefd. In een workshop op het Water en Plantgezondheid Event vertelden Chris Blok (Wageningen UR) en Gerrit Wever (RHP) wat er bij komt kijken om in substraten van de toekomst veilig te kunnen telen.

Gerrit Wever schetste eerst de achtergronden van de transitie die zich al meerdere jaren in de substraatbranche voltrekt. De maatschappelijke weerstand tegen grootschalige veenwinning groeit gestaag. In juli 2021 resulteerde dit in de aanvaarding (met zeer ruime meerderheid) van een motie door de Tweede Kamer, waarin gevraagd werd om substraten voor consumenten volledig veenvrij te maken en het uitfaseren van veen uit substraten voor de professionele sector te onderzoeken. Op initiatief van de minister van LNV en een brede groep brancheorganisaties is er vervolgens een convenant gesloten, waarin afspraken staan over het structureel verduurzamen van substraten.

“De kwaliteit en  veiligheid van het substraat staan niet ter discussie, maar zullen we als keten wel moeten waarborgen”, aldus Wever. “In het convenant zijn concrete doelstellingen opgenomen voor de toepassing van hernieuwbare grondstoffen in 2025, 2030 en 2050. Veenreductie op zich is geen doel, maar een mogelijk middel om de gestelde doelen te bereiken. Zolang er nog veen in het substraat wordt verwerkt, moet duurzaam worden gewonnen en gecertificeerd zijn als Responsibly Produced Peat.”

Onderzoek hernieuwbare grondstoffen
Er wordt op tal van fronten gewerkt om de aandelen van duurzame, hernieuwbare grondstoffen op te voeren en de gebruikswaarde, duurzaamheid en veiligheidsrisico’s van nieuwe hernieuwbare grondstoffen te onderzoeken. Wageningen UR en Kenniscentrum voor substraten RHP zijn daar allebei bij betrokken en trekken gedeeltelijk samen op.

Chris Blok presenteerde een overzicht van hernieuwbare grondstoffen die al werden toegepast, sinds kort worden toegepast, voorlopig niet worden toegepast en op termijn toepassing zouden kunnen vinden. De voornaamste redenen om een hernieuwbare grondstof niet te gebruiken, zijn hoge zoutgehaltes of een verhoogde kans op aanwezigheid van andere ongewenste stoffen (zware metalen, resten van gewasbeschermingsmiddelen) en humane of plantpathogenen.

“Er worden nog geregeld nieuwe grondstoffen aangedragen voor onderzoek, dus de lijst is zonder veel moeite uit te breiden”, merkte de Wageningse onderzoeker op.

Eigenschappen van substraat
Om eventuele schade en teeltrisico’s te beperken, is het essentieel dat telers begrijpen in welke opzichten nieuwe substraatmengsels verschillen van veen(rijke)substraten. Die verschillen hebben betrekking op de fysische, chemische en biologische eigenschappen van het substraat. Over het algemeen hebben ze een droger karakter en een geringere buffer voor water en voedingsstoffen. Hierdoor zul je frequenter en in kleinere hoeveelheden tegelijk water moeten geven.

“Er zullen ook veranderingen nodig zijn in de voorraadbemesting die de substraatproducent meegeeft, en in de onderhoudsbemesting waarvoor de teler zelf verantwoordelijk is”, betoogde Blok. “De teler krijgt met fenomenen te maken zoals stikstofimmobilisatie door micro-organismen, dat aanvankelijk een verhoogde stikstofgift nodig maakt. Daar moet je ook wel op tijd mee stoppen, want zodra er een biologisch evenwicht is, kan er ook stikstof vrijkomen uit afgestorven bacteriën. Sommige componenten zijn van nature rijk aan kalium, waardoor de gift voor dat element moet worden verlaagd. Last but not least kan de pH van nieuwe substraten minder stabiel zijn dan u gewend bent. Kortom, wees alert, vertrouw niet op oude routines en leer je aan om vaker te meten en te bemonsteren. En laat je door de leverancier goed informeren over bijzondere eigenschappen en aandachtspunten van een nieuw mengsel.”

Opkweekfase
Blok benadrukte ook dat extra oplettendheid is geboden in de opkweekfase, vooral na het verspenen van veenpluggen in een andersoortig substraat. De vochtkarakteristiek van de plug komt onder invloed te staan van het omliggende substraat en kan daardoor sneller uitdrogen of langer nat blijven dan gedacht. Zorg dat het opkweekmateriaal past bij het doorteeltmateriaal, luidde zijn boodschap.

Gerrit Wever merkte op dat de bij RHP aangesloten producenten inmiddels werken aan een standaard bijsluiter die meegegeven gaat worden aan hun substraatleveringen. In die bijsluiter worden de belangrijkste aandachtspunten vermeld. Dat ontslaat telers uiteraard niet van hun eigen verantwoordelijkheid.

De beide substraatexperts sloten hun presentatie over de veiligheid van toekomstige substraten af met een aantal aanbevelingen voor producenten en telers.

Potgrondproducenten

  • Voer aanvullende meten uit op stikstofimmobilisatie en pH-buffer
  • Pas de voorraadbemesting aan
  • Geef advies over de aard en duur van aanvullend bemesten o.b.v. klant- en bedrijfsgegevens
  • Blijf verbeterde mengsels ontwikkelen (stabiliteit, vochtberging, pH)

Telers

  • Verwerf de kennis om adviezen te begrijpen en toe te passen
  • Analyseer de potgrond regelmatig tijdens de teelt
  • Schaf hulpmiddelen aan (hardware en meetinstrumenten) om de adviezen toe te passen
  • Geef de juiste bedrijfsgegevens door aan leveranciers en laboratoria

 

Meer nieuws