Zo beperk je emissies tijdens de teeltwisseling
Op het Water- en PlantgezondheidsEvent in Bleiswijk op 10 oktober zijn de bezoekers bijgepraat over het lopende onderzoek binnen de programma’s Glastuinbouw Waterproof en Het Nieuwe Doen in Plantgezondheid. Via Stichting Kennis in je Kas (KijK) dragen telers bij aan de financiering daarvan. Eén van de workshops draaide om emissiebeperking tijdens de teeltwisseling. Het is een terugkerend issue in deze tijd van het jaar, dat extra aandacht verdient.
Uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn emissienormen voortgekomen die de glastuinbouw verplichten om in 2027 nagenoeg emissievrij te zijn ten aanzien van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. Telers, waterschappen en andere stakeholders, waaronder Glastuinbouw Nederland, zetten zich daar al jaren voor in en dat werpt zijn vruchten af. Desondanks spoelen er tijdens de teeltwisseling nog veel ongewenste stoffen door en af naar het grond- en oppervlaktewater. “De teeltwisseling is een terugkerend issue, waarover we regelmatig contact hebben met onze achterban en de waterschappen”, vertelde waterspecialist Arthur van den Berg van Glastuinbouw Nederland voor aanvang van de workshop over dit thema. Deze werd verzorgd door onderzoeker en Teamleider rootzone dynamics Jim van Ruijven van Wageningen University & Research.
Lokale impact en handhaving
In tegenstelling tot het stikstofvraagstuk vindt er ten aanzien van de waterkwaliteit lokale monitoring en handhaving plaats. Kwaliteitsissues kunnen de ontwikkelingsruimte van individuele bedrijven dus sterk beïnvloeden. “Waterkwaliteit heeft betrekking op zowel oppervlaktewater als grondwater en beïnvloedt ook de ecologische kwaliteit bovengronds”, schetste hij. “De KRW stelt regels vast die achteruitgang in de status van waterlichamen moeten tegengaan en moeten zorgen voor een goede chemische en ecologische status van rivieren, meren en grondwater. Alles draait om het duurzaam gebruiken van water door individuen en bedrijven.”
Structurele normoverschrijdingen
Uit onderzoek komt naar voren dat er tijdens de teeltwisseling op substraatbedrijven veel handelingen plaatsvinden waarbij water vrijkomt dat nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen bevat. Uit metingen van waterschappen blijkt keer op keer dat er juist in deze periode (oktober/november) veelvuldig sprake is van normoverschrijdingen. “Telers willen logischerwijze dat hun bedrijf zo kort mogelijk leeg ligt”, stelde Van Ruijven vast. “Het is een hectische periode waarin veel moet gebeuren. Dat gaat gepaard met grote hoeveelheden water en inzet van biociden en reinigingsmiddelen, veel spuitgeweld en aanzienlijke lekstromen. Hoe kunnen we de uitspoeling dan toch verminderen?”
Eerst reinigen, dan ontsmetten
Voor het beantwoorden van die vraag ging Van Ruijven in gesprek met de aanwezige telers. Loonspuiter Gert-Jan van Hattem, die voor deze gelegenheid was aangeschoven, deelde zijn persoonlijke ervaringen en inzichten. “Een goede stelregel is om alles eerst goed te reinigen en pas dan te ontsmetten”, gaf Van Ruijven als voorzet. “Dan weet je zeker dat alles ook echt is ontsmet, zolang dat op de juiste wijze wordt uitgevoerd.”
Van Hattem onderschreef die stelling. Hij betoogde dat het reinigen met minder water het lekvolume weliswaar kan beperken, maar dat dit ook ten koste kan gaan van het resultaat. “Daar zou ik niet op bezuinigen, de winst is volgens mij vooral te halen in de ontsmettingsfase. Wanneer je zorgvuldig werkt, in de juiste volgorde en met de goede biociden en apparatuur, kun je heel goed in één of twee spuitrondes ontsmetten. Afhankelijk van de teelt en het virusrisico wordt er nu soms wel vier keer op rij gespoten. Dat water komt vrijwel allemaal op de vloer terecht.”
Condensgoten en vloeren
Het is ook goed om je te realiseren dat er via de condensgoten eveneens reinigings- en ontsmettingswater wordt afgevoerd. Dat kun je het beste opvangen in de rioolwatertank en niet in de drainwatersilo, die immers deel uitmaakt van het (gesloten) watersysteem.
Van Ruijven stelde vast dat dichte vloeren voorkomen dat water kan weglekken naar de ondergrond en het grondwater. Bij bedrijven die op de grond telen, is dat doorgaans goed voor elkaar. Bij bedrijven met teeltgoten meestal niet. Het afdichten van een vloer waarop niet wordt geteeld is financieel niet interessant, maar werk in elk geval netjes en beperk het waterverbruik waar mogelijk. Ook bij uitvoerders dient dat tussen de oren te zitten.
Aanhaken bij meettraject onderbemaling
De teamleider roept bedrijven met onderbemaling op aan te haken bij het lopende project ‘Waterefficiënte teelt op substraat’. Daarin worden drainputten voor, tijdens en na de teeltwisseling bemonsterd. “We hebben nog wat telers nodig die een onderbemaling onder het teeltsysteem hebben”, verklaarde hij. “Meer data zijn wenselijk om onderbouwde conclusies te trekken en beter inzicht te krijgen.”
Arthur van den Berg sloot de workshop af met de opmerking dat aangesloten telers via Glastuinbouw Nederland een beroep kunnen doen op een watercoach en dat er een checklist is opgesteld die telers helpt om hun emissies tijdens de teeltwisseling of uit andere bronnen te reduceren.