‘Weerbaarheid van bodem en substraat: wat is dat eigenlijk?’

Tijdens het Water- en PlantgezondheidsEvent op 10 oktober was één van de vele workshops gewijd aan bodemweerbaarheid. Dit strekt zich uit over alle denkbare groeimedia, inclusief steenwol en water. Onderzoekers Annelein Meisner en Florien Gorter (Wageningen University & Research) schetsten de contouren en het belang van dit fenomeen, dat een voorname rol speelt in duurzaam en klimaatneutraal telen.

Bij de aanvang van hun presentatie stelden de onderzoekers dat ten aanzien van weerbaarheid onderscheid nodig is tussen plantweerbaarheid en bodemweerbaarheid. Plantweerbaarheid heeft betrekking op het vermogen van planten om zichzelf te verdedigen tegen ziekten, plagen en stresssituaties en het vermogen om daarvan te herstellen. Bodemweerbaarheid heeft betrekking op de natuurlijke, microbiële gemeenschap in de wortelomgeving (rhizosfeer). Die is onder andere relevant voor het onderdrukken van bodem-gerelateerde ziekten en plagen, voor het afbreken van organisch materiaal en het beschikbaar maken van nutriënten voor de plant.

Algemene weerbaarheid
Daarnaast worden algemene en specifieke weerbaarheid onderscheiden. Algemene weerbaarheid betreft het gegeven (of het streven) dat alle biologische rollen in de wortelzone op een voor de plant gunstige wijze zijn ingevuld, waardoor nieuwkomers (lees: pathogenen) geen kans krijgen om zich te vestigen en planten te infecteren. Een algemeen weerbaar ecosysteem is breed inzetbaar en werkzaam, maar vanwege de grote biodiversiteit en complexe interacties helaas ook slecht overdraagbaar. Sturen op algemene bodemweerbaarheid is daarom lastig, tijdrovend en niet goed voorspelbaar. Pythium is een pathogeen dat vooral via de algemene bodemweerbaarheid onderdrukt dient te worden.

Specifieke weerbaarheid
Specifieke weerbaarheid betreft het vermogen van één of enkele microben om een specifiek pathogeen of pathogenen de wind uit de zeilen te nemen. Bijvoorbeeld door deze gericht te bestrijden, of door zich massaal te vestigen waardoor er voor het pathogeen geen vestigingsplaats of voedsel beschikbaar is. Deze vorm van weerbaarheid is doorgaans wel goed overdraagbaar. Fusarium is een voorbeeld van een pathogeen dat via inzet op specifieke weerbaarheid is te beheersen.

Hoe complexer het groeimedium…
Micro-organismen bevinden zich overal en zullen zich overal vestigen, ook in water en inerte substraten zoals steenwol. Naarmate de complexiteit van het groeimedium toeneemt, zal ook het microbioom dat zich daar ontwikkelt, complexer en talrijker worden. Het is bovendien aan verandering onderhevig en wordt meestal rijker naarmate de teelt vordert. Het microbiële ecosysteem en de microbiële successie worden beïnvloed door zowel abiotische factoren (denk aan pH, zuurstof, temperatuur en vochtigheid) als door het type substraat, de bemesting (anorganisch of organisch) en de aanwezigheid van interacties tussen micro-organismen.

Diverse onderzoeksprojecten
Het inzichtelijk maken van en het sturen op bodemweerbaarheid op bedrijven is een complexe zaak, waarvoor nog veel aanvullende kennis en stuurinstrumenten moeten worden ontwikkeld. In verschillende publiek-privaat gefinancierde onderzoeksprojecten wordt ingezoomd op bodemweerbaarheid en op mogelijkheden om die positief te beïnvloeden.

Boven- en ondergronds sturen
Dat gebeurt onder andere in de PPS ‘Boven- en ondergronds sturen op weerbaarheid’ met komkommer, chrysant en kalanchoë als proefgewassen. In de komkommerproef (2023-2025) wordt onderzocht of toevoeging van uiteenlopende soorten compost met een gunstig microbioom aan de steenwolmat invloed heeft op de weerbaarheid tegen Pythium en Mycosphaerella. De eerste resultaten wijzen erop dat champost en rijpe compost een positief effect kunnen hebben.

Microbiologische kwaliteit groeimedia
In de PPS ‘Microbiologische kwaliteit van groeimedia’ worden telkens één of meerdere componenten van een hernieuwbaar groeimedium bestaande uit vier componenten gesteriliseerd. Dit heeft geen invloed op de chemisch-fysische eigenschappen van het substraat, maar wel op de microbiologische samenstelling bij aanvang van een teelt en mogelijk ook op de weerbaarheid tegen Pythium. In een reeks korte proeven met tuinkers hopen de onderzoekers verbanden en nieuwe sturingsmogelijkheden te ontdekken waar de praktijk later mee uit de voeten kan.

Meer nieuws