Verschillende niveaus van filtratie vergeleken

Tijs Kierkels

Op het Innovatie en Demo Centrum Water in Bleiswijk worden momenteel drie verschillende filterstraten vergeleken. Doel is om te achterhalen of het zin heeft om fijner te filteren dan in de praktijk gebruikelijk is en zodoende te komen tot een emissieloos teeltsysteem.

In het watersysteem zitten altijd zwevende deeltjes, bijvoorbeeld uit het substraat of door algengroei. Die kunnen voor problemen zorgen, bijvoorbeeld verlaging van de capaciteit van ontsmetters, niet goed functionerende ontsmetting, verstopping van druppelaars of sproeiers, groei van bacteriën en schimmels. In het project ‘Invloed van filtratie’ werken onderzoekers en bedrijfsleven samen om meer zicht te krijgen op de vraag hoe ver je moet gaan met het wegvangen van die deeltjes.
Eerst hebben de onderzoekers op zeventien tuinbouwbedrijven de situatie in de praktijk doorgelicht. Het bleek dat er grote verschillen bestaan tussen de bedrijven als het gaat om verdeling van de grootte van de zwevende deeltjes, UV-transmissie, redoxwaarde en chemisch zuurstofgebruik. “Deze praktijkmetingen lopen nu op zijn einde. We zijn bezig met de analyse van de gegevens. De telers krijgen eerst hun eigen data. Vervolgens proberen we conclusies te trekken over de benodigde filtratie voor verschillende typen teeltsystemen, substraten en ontsmettingsinstallaties”, vertelt projectleider Jim van Ruijven van Wageningen University & Research, business unit Glastuinbouw.

Fijner filteren zinvol?
Intussen zijn er ook al twee testrondes met de filterstraten afgerond. Een derde volgt zeer binnenkort. “We vergelijken een standaardbehandeling met twee manieren om tot een fijnere filtratie te komen. Daarbij bekijken we verschillende parameters. Bijvoorbeeld de UV-transmissie. Die is belangrijk voor een goede werking van de UV-ontsmetter. Het chemisch zuurstofgebruik en de redoxwaarde zijn belangrijk voor de efficiëntie van een ozonontsmetter. De deeltjesgrootteverdeling geeft een indicatie van de kans op verstopping”, vertelt hij. De standaardbehandeling bestaat uit het zeef-filter UDI 6Matic (UVAR) met een zeefgrootte van 25 micron.
Bij de tweede behandeling gaat het water eerst door een bandfilter van 25 micron (Moor Filtertechniek) en daarna door het ringenfilter Galileo L Air Assist (UVAR) met een filtergrootte van 10 micron.
De derde behandeling bestaat uit een gaasfilter van 50 micron (Fiber Filtration), gevolgd door een micro-filter MT-IBA (Fiber Filtration) met een grootte van drie micron. Van Ruijven: “De laatste is een interessante benadering, omdat hij heel anders is dan de standaard in de tuinbouw. Het is een soort cassette waar draden omheen zijn gesponnen. Door cassettes te combineren kun je de filtratiecapaciteit gemakkelijk uitbreiden.”
De geteste systemen hoeven niet of minimaal te worden teruggespoeld, waardoor een stap naar een emissieloos teeltsysteem wordt gezet.

Proef op tuinbouwbedrijven
De onderzoekers gebruiken drainwater van praktijkproeven uit de kassen van WUR Bleiswijk. Het gaat om alstroemeria op kokos, tomaat en komkommer op steenwol en snij-anthurium in potgrond. Een betere voorfiltratie betekent voor de teler een extra investering. Maar wellicht kan dat leiden tot een betere ontsmetting als er minder deeltjes in het water rondzweven of tot een besparing op de benodigde capaciteit van de ontsmettingsinstallatie.
“Na deze pilot met de drie teststraten volgt er een demonstratieproef op tuinbouwbedrijven. Daarin gaan we de ontwikkelingen gedurende langere tijd volgen. Als er bijvoorbeeld bij een potplantenteelt net is opgepot, zullen er meer deeltjes rondzweven. Dan krijg je dus een andere situatie met een zwaardere belasting voor het filter dan gedurende de rest van de teelt.”

WUR en KWR voeren het onderzoek uit. De betrokken toeleveranciers zijn: Priva, Fiber Filtration, ECOfilter, Moor Filtertechniek en UVAR Holland. Horticoop Technical Services is aangesloten als installateur. Financiers zijn Topsector T&U, TKI Watertechnologie en Stowa.

Meer nieuws