Let op waterkwaliteit bij lozen op de riolering

De meeste glastuinbouwbedrijven zijn aangesloten op de riolering en lozen naast huishoudelijk afvalwater zoals water uit de kantine en de toiletten, ook bedrijfsafvalwater zoals drainwater of drainagewater. Voor het lozen op de riolering zijn er landelijke richtlijnen die elke gemeente kan omzetten naar eigen voorschriften. Die gemeentelijke voorschriften zijn te vinden in een verordening; de rioleringsverordening of verordening afvalwaterverwerking.

De voorschriften voor lozen op de riolering zijn vaak logisch. Zo mogen er geen grove delen (schoonmaakdoekjes, maandverband e.d.) in de riolering gebracht worden en ook geen stoffen die de werking kunnen verstoren. Een voorbeeld daarvan is zand, omdat zand kan bezinken en verstopping kan veroorzaken. Maar ook frituurvet kan grote problemen veroorzaken.

De pH moet tussen 6,5 en 9,0 zijn
Wat veel minder bekend is, is dat de pH van het te lozen water bij de meeste rioleringen tussen 6,5 en 9,0 moet zijn. Een lagere pH zorgt voor schade aan de pompen in de riolering waardoor de capaciteit afneemt. Deze eis is voor de glastuinbouw van belang omdat een aantal te lozen waterstromen een pH heeft van minder dan 6,5. Dat geldt voor condenswater van de stookinstallatie, maar tegenwoordig ook voor drainwater en drainagewater waar met bepaalde zuiveringen gewasbeschermingsmiddelen uit zijn gehaald. Bij dergelijke installaties is de pH van het te lozen water weer te verhogen door een pH-regeling op de afvoer of de rioolbuffersilo te monteren. De regeling hoeft niet heel nauwkeurig te zijn, als de pH maar voldoende verhoogd wordt om binnen de bandbreedte van 6,5 – 9,0 te komen.

Meer nieuws