Inzicht krijgen in uniformiteit van beregening, hoe zat het ook weer?

Jan van Staalduinen

Ook in grond- en containerteelten waar bovenlangs water geven gebruikelijk is, vormt de uniformiteit van de waterafgifte een terugkerend aandachtspunt. Of het nu om slijtage aan of vervuiling van sproeiers gaat, om haperende klepjes of een gewijzigde werkdruk, vast staat dat zelfs de best afgestelde beregeningsinstallatie na verloop van tijd minder uniform zal presteren. Stefan Bakker van Netafim beantwoordt de vraag hoe je dat het beste kunt vaststellen.

Reguliere uniformiteitscheck
Voor grondteelten en potmaten vanaf 7-8 cm die hun water en voedingsstoffen van boven ontvangen, is er de reguliere uniformiteitscheck. Het testgebied beslaat drie naast elkaar gelegen kappen waarin zowel de installatie als de instellingen gelijk zijn: type en aantallen sproeiers, onderlinge afstand, druk en hoogte.
In de middelste kap, in het midden van het derde pootvak, plaatst u een aaneengesloten rij van bakjes (zonder rand) met een diameter van ca. 18-20 cm over de volledige breedte van de kap. Deze opstelling staat op gewashoogte. De bakjes zijn genummerd en op een schets tekent u aan welk bakje ongeveer waar staat ten opzichte van de sproeiers.
Vervolgens geeft u in de drie kappen evenveel water, net zolang totdat de bakjes een meetbare hoeveelheid water bevatten. Direct na de beregening meet u het gewicht van ieder bakje en schijft deze op samen met het nummer van het bakje.
Om inzicht te krijgen in de uniformiteit van de waterafgifte berekent u eerst het gemiddelde van de meetwaarden (totale hoeveelheid neerslag gedeeld door het aantal bakjes). Noteer vervolgens voor ieder bakje de afwijking van de gemiddelde neerslag en bereken daarna ook daarvan het gemiddelde. De gemiddelde afwijking gedeeld door de gemiddelde neerslag noemen we de Chirstianse Uniformiteit (CU). Dit kengetal laat zich goed vergelijken met het begrip standaardafwijking. De CU-waarde zou niet meer mogen zijn dan 5%.
Het is aan te bevelen om deze meting in de lengterichting van de kap enkele keren te herhalen, bijvoorbeeld om de 50 cm. Er kan namelijk verschil bestaan tussen meten recht onder en tussen de sproeiers.
Als er duidelijke verschillen bestaan tussen de neerslag in het midden en aan het einde van de straal, dan ligt dat niet aan de sproeiers, maar aan teveel drukverlies in de installatie.
Wanneer u niet tevreden bent met de uniformiteit is de eerste stap het controleren van de werkdruk op de sproeier (meestal 2 bar). Controleer ook of de leidingen en sproeiers schoon zijn. Test na deze handelingen nogmaals op dezelfde plaats(en) om vast te stellen of de uniformiteit voldoende is verbeterd.

Andere of nieuwe sproeier met dezelfde capaciteit en werkdruk  
Het testgebied is wederom drie naast elkaar gelegen kappen, in dit geval ca. vijf pootvakken diep. Vervang alle sproeiers in het testgebied (meestal 50-100 stuks) door de te testen sproeier. Hierdoor worden de meetbakje uitsluitend gevuld door nieuwe sproeiers. Verder verloopt de test hetzelfde als de reguliere test.

Sproeiers met afwijkende capaciteit, werkdruk of positionering
Het testgebied is wederom drie naast elkaar gelegen kappen, in dit geval over de volledige lengte. Vervang álle sproeiers in de drie kappen en stel de werkdruk goed af. Het vervangen van alle sproeiers is essentieel, omdat het gewas daadwerkelijk water krijgt en er geen verschil mag ontstaan tussen het testvak en de rest van de drie kappen. Afgezien daarvan verloopt deze test hetzelfde als in de andere scenario’s. Als u sproeiers met een afwijkende capaciteit wilt testen of toepassen, bespreek dit dan eerst met uw watertechnisch installateur. Hij kan u vertellen of de nieuwe sproeier past bij uw installatie (denk aan drukverlies, leiding- en pompcapaciteiten) en welke aanpassingen er eventueel noodzakelijk zijn.

Aandachtspunten

  • Houd er rekening mee dat eventuele vervuiling in de terugslagklepjes (LPD’s) die van invloed is op de werkdruk, ook bij nieuwe sproeiers de uniformiteit zal beïnvloeden. Werk bij het testen daarom altijd met een zo schoon mogelijke installatie.
  • Stel voor het testen in alle drie de kappen de werkdruk op de sproeiers goed af.
  • Bij potdiameters (veel) kleiner dan 7-8 cm, zoals minipotjes, zaai- en stektrays, adviseren we rekening te houden met het verschil in diameter van de testopstelling ten opzichte van de kleinere diameter van de potjes.

Meer nieuws