Emissie-arme teelt van Freesia stap dichterbij dankzij teeltsysteem met zandbedden

Arca Kromwijk (WUR)

Freesia’s worden nog vrijwel uitsluitend in kasgrond geteeld. Om de emissie in de teelt van Freesia te verminderen is een nieuw teeltsysteem ontwikkeld voor het afrijpen van Freesiaknollen op zandbedden, waarbij drainwater hergebruikt kan worden.

In 2016 bleek dat geprepareerde knollen uit de eerste teelt, na preparatie en terugplanten in de derde teelt moeizaam weggroeiden. Om het nieuwe teeltsysteem rendabel te maken voor de praktijk is het noodzakelijk dat knollen in vervolgteelten succesvol hergebruikt kunnen worden, zoals gebruikelijk in de teelt van Freesia. Wageningen University & Research Business Unit Glastuinbouw heeft een deskstudie uitgevoerd om hier meer inzicht te krijgen.

Invloed teeltomstandigheden
De kruisingsouders van de huidige Freesia cultivars zijn afkomstig uit het zuidwesten van Zuid Afrika. Daar wordt bij koele temperaturen in de herfst wortelvorming en vegetatieve groei geïnitieerd, gevolgd door bloei in de winter. Na de bloei sterven de bladeren af en volgt een rustfase van circa 5 maanden om de hete droge zomer te overbruggen.

Voor de bloementeelt worden de knollen na het rooien, bij hoge temperatuur geprepareerd om in een vervolgteelt weer te kunnen hergebruiken. In de periode ná de bloemenoogst en vóór het rooien vindt knolgroei en overgang van groei- naar rustfase plaats. In deze fase stopt de bovengrondse groei, sterven de bladeren af en gaat de knol in rust. In deze periode past de knol zich aan, om waterverlies in de droge hete zomer te beperken. Vroeg geoogste Freesia knollen verliezen meer gewicht bij het drogen dan later geoogste knollen.

Een te sterke uitdroging tijdens de bewaring gaat samen met een slechte weggroei na het planten. De knollen hebben dus tijd nodig om zich aan te passen. Verder wordt ook genoemd dat een relatief hoge watergift in de laatste periode van de teelt, zwaarder knolmateriaal oplevert met een geringere kwaliteit (‘waterknollen’). Waarschijnlijk is een geleidelijke overgang naar drogere omstandigheden nodig waardoor de knol zich aanpast en in rust gaat. Bij een afname van de waterpotentiaal in de grond gaan plantenwortels plantenhormonen produceren (bijvoorbeeld abscicinezuur) die onder andere zorgen voor het sluiten van de huidmondjes om waterverlies te voorkomen in tijden dat er een tekort aan water is. Mogelijk wordt op die manier ook het afrijpen en in rust gaan van de knollen aangestuurd. Er kunnen echter ook nog andere processen een rol spelen. Zo is er bij te vroeg gerooide Zantedeschia’s nog geen bolhuid gevormd en zorgt dat voor sterke uitdroging van te vroeg gerooide bollen. 

Aanpassing watergift
In de eerste teelt op zandbedden is de watergift tegelijk uitgezet met de watergift op kasgrond. Hierdoor werd het gewas op de zandbedden snel geel en stierf het gewas snel en voortijdig af, als gevolg van watertekort. Door het kleinere substraatvolume en lager vochtvasthoudend vermogen van zand is het zandbed te snel opgedroogd. Bij een teelt in kasgrond gaat dit veel geleidelijker doordat nog lang na het uitzetten van de watergift, water en voeding beschikbaar blijft door capillaire opstijging van water uit de ondergrond. En er blijven ook meer voedingstoffen beschikbaar door een grotere bufferende werking van de grond.

 

Waarschijnlijk hebben de knollen op zandbedden onvoldoende tijd gehad om op een normale manier af te rijpen en in rust te gaan. Daarom wordt geadviseerd de watergift op zandbedden langzamer af te bouwen. Met bijvoorbeeld FD-sensoren kan het geleidelijk opdrogen van de kasgrond gemonitord en nagebootst worden in zandbedden. De sensoren moeten dan wel goed gekalibreerd zijn voor de betreffende substraten. Omdat de vochtigheid van een zandbed sneller bijgestuurd kan worden, zijn er echter ook mogelijkheden om de knolgroei en het afrijpen van de knollen beter te sturen en te optimaliseren dan in kasgrond. Hiervoor is wel meer kennis nodig over de processen die in de plant en knol plaats vinden en welke omstandigheden nodig zijn om deze processen optimaal te sturen. Onderzoek naar het effect van bijvoorbeeld verschillende watergeefstrategieën tijdens knolgroei en afrijping van de knollen kan daar meer inzicht in geven.

Meer nieuws