Aandacht voor sproeiers verdient zich terug

Jan van Staalduinen

Watergeefsystemen verdienen zorg en dat geldt ook voor sproeiers boven het gewas. In teelten zoals chrysant vormen zij het primaire instrument om de planten van voldoende water en voedingsstoffen te voorzien. Stefan Bakker van Revaho belicht de aandachtspunten voor de lay-out en het onderhoud van sproeisystemen.

“Een uniforme waterafgifte is cruciaal voor een egale gewasontwikkeling, een goed teeltresultaat en een efficiënte benutting van water en meststoffen”, stelt Bakker vast. “Daarvoor moet het systeem goed worden ontworpen én onderhouden.”

Systeemontwerp
De kas (goothoogte, kapbreedte) en daarin aanwezige voorzieningen, zoals scherm- en lichtinstallaties, ventilatoren, luchtslurven en verwarmingsbuizen, hebben grote invloed op het ontwerp en de positionering van sproei-installaties. Deze factoren dicteren – samen met de afstand tot het gewas – hoe hoog of laag de leidingen kunnen hangen, hoeveel er per kap nodig zijn, welke sproeier de beste keuze is en welke afstand tussen de sproeiers moet worden aangehouden.
“Rekening houdend met de vrijheden en de beperkingen die de kas en andere installaties de teler opleggen, moet het systeem zodanig worden ontworpen dat een uniforme waterafgifte geen issue is”, legt de productmanager uit. “Tegenwoordig zijn roterende sproeiers de standaard. Deze werpen de druppels schuin omhoog weg, waarbij ze een boog beschrijven en na gemiddeld 2,5 tot 3 meter rechtstandig omlaag vallen.

Afstellen werkdruk
Om de druppels in de juiste grootte en over de juiste afstand te kunnen verspreiden, moet de werkdruk van de sproeier juist zijn afgesteld. De meeste sproeiers zijn voorzien van een terugslagklepje. “De druk tussen de klep en de sproeier zelf noemen we de werkdruk en die wordt met behulp van een frequentieregelaar afgesteld op 2 bar”, aldus Bakker. “Werkdruk is echt iets anders dan leidingdruk. Die moet altijd een stuk hoger liggen, om te garanderen dat in alle sproeiers aan de leiding dezelfde werkdruk kan heersen.”
Bij een te lage werkdruk haalt de sproeier de vereiste worp niet. Bij overdruk neemt de worp aanvankelijk toe, om bij nog hogere werkdruk plotseling af te nemen. “Naarmate de werkdruk toeneemt, worden de druppels kleiner”, licht Bakker toe. “Op enig moment zijn ze zo fijn, dat je in feite aan het nevelen bent. Zeer fijne druppels komen nooit ver.”
Er zijn speciale meetsetjes in de handel om de werkdruk te kunnen vaststellen. De watertechnicus raadt aan om dat direct na de installatie te doen, op gezette tijden steekproefsgewijs én bij vermoedens van een afwijking. “Vertrouw niet alleen op de flowmeter en de computer, maar blijf ook zelf meten. Wij hanteren als vuistregel dat de werkdruk in sproeiers binnen een kraanvak niet meer dan 10% mag verschillen.”

Onderhoud en reiniging
Ook sproeiers en sproeileidingen kunnen verontreinigd raken of slijtageverschijnselen vertonen. Serieuze vervuiling en gebreken zijn vaak visueel waarneembaar en dienen zo snel als mogelijk te worden gecorrigeerd. Periodiek verdient het hele systeem een grondige schoonmaakbeurt.
In veel gevallen worden sproeiers in hun geheel in een bak met reinigingsmiddel gelegd. Stefan Bakker is daar geen voorstander van: “Een sproeier bestaat uit verschillende onderdelen en materialen en die kun je niet over één kam scheren. Demonteren en de onderdelen apart reinigen met specifieke middelen heeft echt mijn voorkeur. Dat kost uiteraard meer tijd en geld, maar het resultaat is beter en dat geldt ook voor de watergift en de homogeniteit van het gewas.”
Sommige telers houden standaard een reserveset sproeiers aan voor een kap of kraanvak. Dat werkt ideaal, want daarmee kun je een volledige kap in één keer vervangen en heb je meer tijd om vervuilde sproeiers te reinigen. Het is sowieso goed om dit aspect eens met de installateur of leverancier te bespreken, ook in verband met de aanbevolen reinigingsmiddelen.”

Uniformiteit blijven controleren
Alle zorgvuldigheid in afstelling en onderhoud ten spijt, kan een sproei-installatie na verloop van tijd plaatselijk uit de pas gaan lopen. Een goede methode om dit vast te stellen is ‘ouderwets’ meten met emmertjes. “Om in korte tijd een redelijke hoeveelheid water te kunnen opvangen, zijn emmers of bakjes nodig met een behoorlijke diameter van zo’n 20 cm”, zegt de specialist van Revaho. “Cups van regenmeters hebben een doorsnede van 7 cm en zijn daarvoor niet toereikend. Verdeel de emmertjes met korte tussenafstand over de breedte van de kap en neem daarbij ook de eerste meters van de belende kappen mee. Als daar gewas staat, kun je de emmertjes ook op paaltjes of op een rolcontainer vak boven het gewas plaatsen, mits het hoogteverschil met de lege kap niet te groot wordt.”
Zodra er op meerdere plaatsen in de kap (voor, midden en achter) meetlijnen zijn uitgezet, kan de kraan enkele minuten open. Op deze manier is met vrij grote nauwkeurigheid vast te stellen of en waar er verschillen zijn in de waterafgifte. Als er verschillen zijn, is het wenselijk om de werkdruk in de onderhavige sproeiers te controleren. Is die in orde, dan adviseert Bakker om contact op te nemen met de installateur of leverancier. Die zou dan na kunnen gaan of de sproeiers afwijken van de fabrieksspecificaties, of dat er mogelijk andere oorzaken in het spel zijn.
“Het klinkt allemaal misschien wat omslachtig, maar in de praktijk valt het reuze mee om de vinger aan de pols te houden van het watersysteem”, zegt de productmanager tot besluit. “Aandacht voor een doordachte lay-out en preventief onderhoud verdient zich terug via een uniforme groei en dito gewasontwikkeling. De schade door groeiverschillen en uitval bij slecht functioneren valt altijd veel hoger uit.”

Meer nieuws